‘Met standaarden en richtlijnen komen we sneller vooruit’
Het programma Nieuwe Warmte Nu heeft als doel de warmtetransitie in Nederland te versnellen. Lukt dat? Bonne van der Veen is verantwoordelijk voor het leer- en ontwikkelprogramma. Hij schetst hoe ver we nu zijn en benoemt uitdagingen voor komend jaar.
Hoe staat het met de warmtetransitie in Nederland?
Bonne van der Veen: “Afgelopen halfjaar kwamen warmtenetten regelmatig in het nieuws doordat enkele projecten in de grote steden zijn gestopt. En dat is heel jammer. De algemene overtuiging is immers dat duurzame collectieve warmtenetten grote meerwaarde bieden, omdat ze meestal leiden tot lagere kosten voor de maatschappij. Bijvoorbeeld omdat ze minder impact hebben op het toch al overbelaste elektriciteitsnet dan individuele oplossingen als warmtepompen. Maar burgers zien dat nog niet altijd terug in een aantrekkelijk financieel aanbod. Als je naar het grote geheel kijkt, is de warmtetransitie een ingrijpende systeemverandering. Daar zitten allerlei haken en ogen aan. TNO is dit jaar gestart met een jaarlijks terugkerende monitor bij partijen binnen en om de warmtesector heen om te peilen hoeveel stoplichten inmiddels op groen staan. Dat laat de voortgang zien.”
Wat gaat goed?
“Binnen Nieuwe Warmte Nu (NWN) organiseren we tweemaal per jaar een Community of Practice-bijeenkomst (CoP) voor de aangesloten vliegwielprojecten. De deelnemers kunnen dan ervaringen uitwisselen. Ik merk dat er onderling veel vertrouwen is. Partijen praten open over waar ze tegenaan lopen, zodat ze van elkaar kunnen leren. De projecten die gebruik maken van de WIS-regeling (Warmtenetten Investeringssubsidie, red.) worden sinds dit jaar ook uitgenodigd voor de CoP-bijeenkomsten. De WIS kun je zien als een opvolger van NWN. Via al deze projecten kan kennis over warmtenetten zich verder verspreiden.
Vanuit het leer- en ontwikkelprogramma werken we aan het delen van kennis en ervaringen van de vliegwielprojecten. Dat brengt deze projecten verder en het helpt ons om standaarden te ontwikkelen die de warmtetransitie kunnen versnellen. NWN is daarom ook lid geworden van het zogeheten WAUW-netwerk (Werkgroep Aanpak en Uitvoering Warmtenetten). Hierin werken onder andere ministeries, brancheverenigingen en kennisinstellingen zonder commercieel belang samen om standaarden en richtlijnen te ontwikkelen. Zo voorkomen we dubbel werk en zorgen we dat we hulpmiddelen ontwikkelen waar behoefte aan is én die breed inzetbaar zijn.”
Waarom zijn die belangrijk?
“Je bereikt ermee dat partijen in de sector op dezelfde manier gaan werken en snel inzicht hebben in wat nodig is voor het ontwerp en de aanleg van warmtenetten. Als initiatiefnemers van toekomstige projecten niet alles zelf hoeven uit te vinden, kunnen warmtenetten in kortere tijd worden gerealiseerd.”
Wat zijn momenteel de belangrijkste uitdagingen?
“Veel projecten hebben te maken met gestegen kosten, onder andere door inflatie. Verder zijn we in Nederland nog maar net begonnen met het aanleggen van warmtenetten in bestaande bouw. Bij nieuwbouw kun je veel makkelijker inschatten wat het kost om een buis door de grond te trekken. In bestaande wijken zit de ondergrond vol kabels en leidingen, waarvan de precieze ligging vaak niet bekend is. Daarin een warmtenet aanleggen is daarom vaak prijziger dan deskundigen tot voor kort dachten. Dat geldt ook voor de kosten ‘achter de voordeur’, oftewel wat in bestaande woningen moet gebeuren om ze aan te sluiten. Elke woning is immers anders. Tot slot komt de Wet collectieve warmte (Wcw) eraan. Die schrijft voor dat aangewezen warmtebedrijven voor meer dan 50 procent in handen moeten zijn van publieke partijen. Alle partijen moeten nog wennen aan hun rol in deze nieuwe setting, wat soms leidt tot een afwachtende houding.”
Welke stappen zijn dit jaar gezet in de warmtetransitie?
“In juni hebben we de Impulsdag Warmtenetten georganiseerd, in nauwe samenwerking met het NPLW (Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie) en het WAUW-netwerk. Het event was drukbezocht en de werksessies zaten bomvol: we hebben intensief ideeën en vragen besproken over de standaarden rond de warmtetransitie. Een van de onderwerpen was ‘kraak de laatste meter’, over het aansluiten van warmtenetten in woningen. We hebben nog niet alle oplossingen, maar leggen telkens meer stukjes van de puzzel. In de warmtetransitie zijn er geen quick fixes. Het afstemmen met alle betrokkenen kost tijd. Toch heb ik er volop vertrouwen in dat we zo tot betere resultaten komen – alleen ga je sneller, samen kom je verder.”
Wat zijn de plannen voor 2025?
“Onze plannen zijn gebaseerd op de behoeften die we ophalen uit, onder andere, de vliegwielprojecten. We stemmen ze af op de activiteiten van onze partners in het WAUW-netwerk, zodat we geen dubbel werk doen maar echt iets toevoegen. De business case voor warmtenetten en de betaalbaarheid voor bewoners blijven hoog op de agenda. Partijen in de bouw en de warmtesector, ministeries en ook wij zijn ervan overtuigd: warmtenetten hebben meerwaarde, maar het verhaal moet wél kloppen voor de burger. Ik verwacht dat daar komend jaar veel aandacht naartoe gaat. Er zijn technische innovaties nodig om de aanlegkosten van warmtenetten te verlagen. Die vormen namelijk 40 procent van de totale levensduur. De verschillen tussen wat aannemers berekenen zijn ook enorm. We werken aan een referentiemodel om die bandbreedte realistischer te maken. Verder is meer inzicht nodig in wat warmte kost. Hiervoor wordt vaak gekeken naar Denemarken, waar ze standaardprijzen voor bijvoorbeeld buizen en bronnen hanteren. Het Deense model is niet een op een toepasbaar in Nederland, we gaan wel onderzoeken wat we ervan kunnen leren. Een initiatief starten voor een warmtenet is nog steeds ingewikkeld, als je kijkt naar subsidie- en vergunningaanvragen, het kiezen van de bron, het ontwerp en de communicatie met bewoners. Alles hangt met alles samen, daardoor duurt de aanloop vaak jaren. In het stroomlijnen van dit traject moeten we komend jaar stappen zetten. Thema’s als waterkwaliteit en bomen – relevant bij het leggen van leidingen – vragen ook aandacht. Verder willen we de relatie met de WIS-projecten versterken, omdat zij veelal dezelfde vragen hebben als de vliegwielprojecten van NWN. Alles wat we ontwikkelen en onderzoeken binnen het leer- en ontwikkelprogramma leggen we aan de projecten voor om te toetsen of zij er in de praktijk iets aan hebben. Zo helpen we elkaar vooruit.”